maandag 8 november 2010

Parelziel (1/7)

De systematiek van het geheugen

Akkerwijk op zondagochtend, acht over zes. Sabina Hendrickx, een knappe apothekeres van middelbare leeftijd, jakkert door de Dorpstraat. Haar lange, slanke benen geven een strak ritme aan. Fijne hakken tikken parmantig over stoeptegels. Sabina’s rode jurk wipt vrolijk op en neer, haar gezicht staat op onweer. Alsof ze naar een modieus slagveld marcheert. In de donkere etalage van een kledingwinkel kijkt ze naar haar spiegelbeeld. Ze ziet een zwartharige Barbie in battledress, een vrouw met een missie. Er moet en zal een einde komen aan de loopgravenoorlog in haar hoofd. Met die vastberadenheid snelt ze naar de plek van het onheil, het gemeentepark waar haar zelfdestructieve tocht eindigde in een beschamende arrestatie.

Aan het einde van de Dorpstraat slaat ze linksaf en daar passeert ze de nogal groot uitgevallen kerk waar ze met Elia trouwde. Het was een primeur voor het rijke, overwegend blanke Akkerwijk: het eerste huwelijk van een inheemse met een Surinamer. Zijn huidskleur kwam opmerkelijk dicht in de buurt van de donkerbruine baksteen die hier in de jaren zeventig populair was. Elia had dan ook lachend gezegd dat hij zich snel thuis zou voelen, dat hij zonder problemen één kon worden met het decor.

Deze herinneringen komen niet helemaal tot aan de oppervlakte, als visjes die op weg zijn naar verse lucht en zich op het laatste moment bedenken omdat ze een reiger zien. Sabina maakt zich aan de oever van haar woelige geest ernstige zorgen over het voortbestaan van haar huwelijk. Na de fikse ruzie met Elia gisterenavond en alles wat ze daarna nog heeft uitgespookt, lijkt ze een einde gemaakt te hebben aan hun gezamenlijke verhaal. Op dit moment wil ze zich daar nog niet bij neerleggen.

In de verte ontwaart ze de boomtoppen van de statige beuken, hun jonge loof wiegt zachtjes heen en weer. Het Akkerwijkpark ligt in een rijke buurt, omgeven door hoge, fraai gerenoveerde herenhuizen. In een van die huizen met hoge plafonds en sierlijk lijstwerk, bevindt zich de apotheek die ze overnam van haar vader. Die had zoveel jaren geleden Sabina’s grootvader opgevolgd. De traditie voortzetten leek haar zo logisch, ze heeft er geen greintje spijt van. Maar het had welbeschouwd ook anders kunnen lopen.

Wie weet hoe ver ze het had geschopt als model. In de naburige stad werd ze meer dan eens aangesproken om zich in te schrijven bij een casting bureau. Verschillende scouts zagen in haar een nieuwe Helena Christensen. Sabina zei steevast dat het haar niet interesseerde, dat ze niet wenste mee te draaien in die decadente wereld. Dat klopte niet helemaal. Ze voelde er vooral niets voor om geruime tijd uit een koffer te leven. Het vooruitzicht langer dan een week of twee van huis te zijn, stond haar zo tegen dat ze er feestelijk voor bedankte.

Net als de andere Hendrickx’en bezit Sabina een hardnekkige honkvastheid die haar familie al verscheidene generaties aan Akkerwijk bindt. Tot nog toe wist enkel haar jongere broer André die te doorbreken. In eerste instantie dan toch, want hij vormt de uitzondering die de regel bevestigt. Na wereldwijde omzwervingen als cameraman, settelde hij zich met zijn Italiaanse vriend in Milaan. Dré is stellig van plan daar oud te worden.

Sabina weet niet wat ze van Drés emigratie moet denken. Het is alsof ze hem enorm mist, maar tegelijkertijd ook helemaal niet. Soms weet ze niet meer of ze oprecht naar zijn aanwezigheid verlangt, of dat ze dat enkel beweert omdat zoiets in zekere zin van haar verwacht wordt. Ze heeft het er al vaker over gehad met haar therapeute, dr. Donné. Die had haar met een glimlach gezegd dat zoiets Sabina misschien wel typeert. Dat vond ze vreselijk om te horen, maar ontkennen had geen zin.

Zo ging het immers altijd. Sabina meende dat wat ze voelde eigenlijk iets anders moest zijn. Ze moduleerde dat gevoel tot het een vorm had waar ze volledig achter kon staan. In het begin was het allemaal heel abstract, als een schilderij van Piet Mondriaan, maar uiteindelijk groeide het uit tot een levendig landschap vol kleur en emotie. Dr. Donné had deze vergelijking quasi nonchalant verkondigd, maar sneed met de precisie van haar koele, afstandelijke stem in Sabina’s vel. Ze sprak de woorden uit met de kille intonatie van een professional, en voegde er meteen een vraag aan toe die Sabina verscheurde:

‘Ging het ook zo met Elia?’

Sabina geraakte er met de beste wil van de wereld niet uit of de gevoelens voor hem oorspronkelijk waren, of in de loop der jaren waren vervormd naar iets wat ze heel graag wou.

De ingang van het Akkerwijkpark bevindt zich nog zo’n vijftig meter verder. Zowel haar grootvader als haar vader leverden grote contributies om het park te redden van een half dozijn projectontwikkelaars. Het vervult Sabina met trots dat haar familie haar verantwoordelijkheid nooit uit de weg ging. Ze loopt langs het zwierige, zwartgeschilderde traliewerk. Als je er met een tak of met je hand langs strijkt, krijg je een hele toonladder. Van jongs af aan hoort ze daarin de soundtrack van haar leven. Soms leek het wel een prachtige symfonie, of een droevig marsje, maar deze ochtend komt ze niet verder dan wat opgejaagde, fantasieloze plofjes. Haar hand beroert de ijzeren tralies als koud gedefinieerde, tastbare herinneringen aan haar voorouders. Her en der brokkelt er wat verf af.

Ze komt aan bij de grote poort die toegang geeft tot het park, type dubbele, gietijzeren mastodont. De beide delen staan naar binnen open, aan beide kanten zijn ze half weggezakt, de punten diep in de grond. Het lange gras groeit over de onderzijde van de poort, waardoor die langzaam lijkt te zinken. Sabina aarzelt even, klemt haar handtas van Delvaux onder de arm, haalt diep adem en stapt naar binnen. Ze heeft nu eenmaal een opdracht te vervullen.

Aan de hoek waar drie paden elkaar kruisen slaat Sabina rechtsaf. Hier kwam ze een paar uur eerder de nachtelijke jogger tegen. Terwijl er een rilling langs haar ruggengraat trekt, ziet ze weer zijn spitse gezicht voor zich. Ze schat hem een jaar of vijftig, maar hij zou net zo goed zestig kunnen zijn. Ze herkende hem meteen, de arbeider annex maniakale sporter die in de apotheek altijd specifiek naar haar vraagt. Volgens Cloë, een stagiaire met een grote mond, ziet de man Sabina wel zitten. Een hypothese die ze weigert aan te nemen. Ze vindt hem over de hele lijn afstotelijk, deels vanwege zijn zenuwachtige, onbeholpen manier van doen, maar vooral door zijn scherpe lijfgeur. Zelfs nu slaat zijn zurige zweet in haar neus, alsof de vreemde loopvogel ieder moment achter een struik vandaan kan komen.

De man begroette haar met een kort knikje, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was dat ze elkaar hier om vier uur ’s nachts tegenkwamen. Zijn grijze ogen lagen dieper in hun kassen dan anders en een vredige glimlach speelde om zijn lippen. Ze kwam tot de conclusie dat hij meer in de ruime kooi van het park thuishoort dan daarbuiten. Zo iemand vlucht weg van wie hij verondersteld wordt te zijn, zonder ooit bij zijn ware ik te geraken. Gelukkig maar, misschien.

Meer dan twee uur na Sabina’s eerste parkbezoek en de passage van de jogger ligt het Akkerwijkpark er verlaten bij. De rust die er heerst kalmeert haar wat en geeft haar tempo iets gezapig, gelaten. De bomen filteren de stress uit haar lichaam. Met lichte tred wandelt ze almaar dieper het stille park in, terwijl de schemering steeds afneemt en de dauwdruppels hun best doen het licht zo feeëriek mogelijk te weerspiegelen. Het valt Sabina op hoe prachtig het park tot in de kleinste details is, een schoonheid die zich al een tijdje voor haar verborgen hield. Blijkbaar moesten eerst haar ogen worden geopend door een paar stommiteiten.

Toen Sabina haar latere man leerde kennen, had hij iets over haar opvallende, groene ogen gezegd. Dat deden ze bijna allemaal, maar Elia had haar interesse in hem doen aanwakkeren als de wind een bosbrand. Hij zei dat hij wolken in haar ogen zag die hem iets over haar gemoed vertelden. Op dat moment waren ze donker als roet geweest en kon alleen de Surinaamse zon ze verdrijven. De zon die hij altijd in zich meedroeg voor noodgevallen als deze. Elia had verrassend ongedwongen en spontaan geklonken. Heel anders dan de vele ingestudeerde en afgevlakte praatjes die Sabina al had moeten aanhoren. Als protuberansen die zich loswerkten van zijn warme stem, zochten zijn woorden meteen hun weg naar haar ziel.

Ze zaten aan de bar van het Arena hotel in Amsterdam. Sabina was daar om een vijfdaags congres voor apothekers bij te wonen, Elia omdat hij op straat was gezet door zijn toenmalige vrouw. Een vrouw die daarna uit zijn leven en gedachten zou verdwijnen als een onbenullige verkoudheid. Sabina had hem er niet veel over gevraagd en Elia begon er nooit over. Ze waren het er over eens dat het leven voor hen pas begon toen ze elkaar voor het eerst zagen. Hun gesprek aan de bar bracht de radertjes van hun relatie op gang als van een projector in een bioscoop. In de loop der jaren werd de film die daarop te zien was steeds meer melodramatisch, een dure Hollywoodadaptatie van een stationsroman.

Sabina neemt zich voor de openingsscène af te spelen, voordat ze aan het bankje arriveert waar ze een paar uur geleden haar mysterieuze flirt ontmoette. De flirt die mee voor de ontnuchtering zorgde, de ontknoping van haar tragikomedie. Maar eerst moet ze beginnen bij het prilste begin, in Amsterdam. De systematiek van haar geheugen laat het niet anders toe.

1 opmerking:

  1. Naar mijn bescheiden mening literair goed over nagedacht en het leest vlot. In hoeverre het mogelijk is om dit te vergelijken met niet-Nederlandstalige schrijvers, doet het me een beetje Nicci French-achtig aan. Ik weet niet wat je daarvan vindt maar het zijn boeken die ik niet kan neerleggen.

    BeantwoordenVerwijderen