Je zou dit een column kunnen noemen, maar eerlijk gezegd vind ik dat een vreselijk woord. Akkoord, het is een degelijke, serieus klinkende benaming voor ‘een regelmatig verschijnende, ondertekende rubriek met een eigen karakter’ (Van Dale). Alleen lijkt column me te koud en onpersoonlijk om ‘iets met een eigen karakter’ te beschrijven.
Nederlanders noemen het anders. Zij schrijven ‘stukjes’. Dat klinkt veel mooier. Het zegt ook waar het om gaat: een stukje werkelijkheid. Een schrijver observeert, verinnerlijkt wat hij ziet en laat het door zijn brein vervormen als plasticine. Hij kneedt, knijpt, rolt, plet en rekt het uit tot een kleurrijk beeldje.
Natuurlijk maakt een artiest ook wel eens een onooglijk gedrochtje of hompje pulp. Niemand is perfect. Wie weet kom ik hier niet verder dan een vormeloos klompje klei, maar ik heb geen andere keuze. Ik moet nu eenmaal schrijven. Het is sterker dan mezelf. Ik ben al lang blij dat het geen pijn doet.
Je hebt nochtans auteurs die lijden onder hun schrijfdrang. De grote Jeroen Brouwers bijvoorbeeld. Hij beweerde ooit dat hij altijd fout gelezen en verkeerd begrepen wordt. Misschien heeft hij het wel bij het rechte eind. Hoe knap en barok zijn proza ook is, er ligt een donkere sluier over.
Die sluier verduistert de schoonheid. Zo slaag ik er maar niet in zijn meesterwerk ‘De zondvloed’ te lezen. Het is gewoon te deprimerend. Mijn eigen schuld wellicht, omdat ik het fout lees, of verkeerd begrijp. Na een paar gitzwarte alinea’s dacht ik: Brouwers is een melaatse. Hij laat wel stukjes los, maar betaalt daar een veel te hoge prijs voor. Ik kreeg het gevoel niet van me afgezet dat ik het risico liep besmet te geraken.
Gelukkig kan het ook anders. Daar is Ronald Giphart een goed voorbeeld van. Hij was als student een zelfverklaarde ‘Brouweriaan’, maar koos als romancier een heel ander traject. Giphart wierp zich op als een soort tegenpool van Brouwers. Hij laat in zijn poëtica en leven geen enkele ruimte voor lepra. Hij geniet liever met volle teugen van zijn schrijverij.
Giphart bewandelt dus het zonnige zijpad van de literatuur. Voor hem is ‘pielen en kutten met taal’ een regelrecht feest, geen mensonterende kwelling. Het plezier spat van zijn teksten af. Ook van zijn stukjes voor de Volkskrant. (Ze zijn gebundeld in ‘Mijn vrouw en andere stukken’). Daarin nam Giphart het in 2008 een tijdje over van de zieke – en ondertussen helaas overleden - Martin Bril. Wie de onovertroffen Bril las, meende hem door en door te kennen. Hij gaf zich helemaal weg in ontzettend eenvoudige, ontroerende, hilarische en briljante stukjes.
Bril was ondanks zijn ziekte op geen enkel moment melaats. Hij bleef schik hebben in wat hij het liefst deed: schrijven. Hij gaf zich tot het einde vrijwillig prijs aan het papier en zijn lezers. Schijnbaar zonder moeite, op een tedere, warme en diepmenselijke manier. Beetje bij beetje. Stukje voor stukje.
Klinkt eindeloos beter dan column voor column, toch?
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten