Een uur geleden las ik deze prachtige passage: ‘We kunnen onze hand uitsteken naar de ons toegemeten hoeveelheid tijd en hem vervolgens achter ons laten. Als een dagelijks terugkerende handeling – bij vlagen zelfs behendig.’ Deze heerlijke zinnen komen uit Spoetnikliefde van Haruki Murakami.
Ik ga hier niet vertellen waar het verhaal over gaat, maar wel waar deze mooie, poëtische woorden me aan doen denken. Het is een badkamerscène van ongeveer een week geleden.
Mijn dochtertje staat naast me wanneer ik me aan het scheren ben. Ze vindt die witte schuimbaard- en snor ontzettend geestig. De miniversie van mijn vrouw zet zich, na de laatste lachstuip, voor de lange, smalle kast met spiegeldeur. Terwijl ik me hevig op mijn mesje concentreer, houdt ze zich als een popster bezig met haar spiegelbeeld. Ze zingt een geïmproviseerd kleuterliedje. Weinig toonvast, wel luid.
In het midden van haar refrein zegt ze: ‘Kijk, papa,’ en terwijl steekt ze haar rechterwijsvinger in de lucht. Daarop ligt iets wat op het eerste gezicht een pluisje lijkt. Vast van haar truitje geplukt, of van de badmat. Het is donker van kleur, maar ik kan niet zeggen of het groen, bruin of zwart is. Ik neem het van haar over en wrijf het zonder nadenken tussen mijn vingers. Het is hard en droog. Wanneer ik haar vragend aankijk, zegt ze serieus: ‘Uit mijn neus’.
Fijn, schatje.
Daar doet het citaat van Murakami me dus voortaan aan denken: ik die mijn hand uitsteek naar mijn dochter en haar neuskeutel overneem. Als je het mij vraagt, vliegt de ons toegemeten tijd zo vrolijk voorbij.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten